Balanceren: hoe doe je dat? Hoe zoek je je weg als student als het (even anders loopt dan gedacht en gehoopt, je met lege handen staat? De vragen laten staan, de tijd nemen, aan­modderen in het licht van de nieuwe morgen die hoe dan ook weer aanbreekt.

‘Als ik deze vragen toelaat, waar eindigt het dan? Kan ik nog wel geloven?” deelde een student kwetsbaar in een gesprek. Hij had de laatste lijd veel verlies meegemaakt. Het was donker in zijn leven. Hij wist niet meer hoe hij kon geloven in God als deze God zoveel lijden, verlies en haat toeliet. Hij stelde grote, oprechte vragen – maar ervoer ook een terughoudendheid daarin: ‘Mag ik deze vragen wel stellen?’. We raakten in gesprek en hij vertelde met tranen in zijn ogen: ‘Het lukt simpelweg niet meer: geloven·. Ooit lukte dat wel, was er vertrouwen en lichtheid, maar in deze tijd werkten deze overtuigingen niet meer. Het voelde eenzaam en zwaar. Alsof er een dikke, doffe deken over zijn leven lag. We spraken over het verlies, over hoe belangrijk het is om deze kwetsbare vragen te stellen, om ruimte te scheppen. Ook als alles even met lukt. Hij vertelde dat hij zit, verlangde naar nieuwe woorden, nieuwe vormen om te geloven, houvast te hebben. Hij verlangde naar balans. Maar hij kon die balans met forceren. Deze tijd was onrustig, de vragen hielden hem ’s nachts wakker. ‘wat moet ik doen?’, ‘mogen mijn vragen er wel zijn?’, ‘kan ik ooit nog vertrouwen?’en ‘hoe ziet een andere manier van geloven er dan uit?’

Lege handen
Als het leven ons overkomt, is de balans kwijt. Hetgeen dat ooit werkte werkt niet meer. En het nieuwe, dat is nog niet binnen handbereik. Wat blijft er van ons over als verlies, ziekte of ander onmacht ons uit het lood slaat? Contrastervaringen verstoren ons evenwicht, ze duwen ons in een ’tussenperiode’. Het midden, de zogenaamde liminaliteit een overgangsfase . Het onrustige, soms ongemakkelijke grijze gebied tussen wat ooit was, en wat nog komen gaat – waar alles rommelt en balans ver te zoeken is. Het gevoel dat Je met lege handen staat: kwetsbaar. Teruggaan kan niet meer, maar de volgende bestemming is nog niet aan de horizon te zien. Leven tussen hoop en wanhoop, tussen geloof en ongeloof, oud en nieuw. Dat is soms uithouden. Uithouden van het ongemak. Er zijn talloze verhalen over mensen en het ‘uithouden van ongemak’. Verhalen over helden die door tegenslagen sterker zijn geworden , succesverhalen over ‘groeipijn die je groter maakt’. Maar ook verhalen over gedesillusioneerde ‘achterblijvers’ die ineens met lege handen staan. Stel Je voor. Generaties lang wordt er gedroomd over bevrijding, een nieuwe start. sterk leiderschap. En dan is er een man die zegt dat hi) de langverwachte Messias is. Je laat alles achter, reist stad en land af met hem – op weg naar een nieuwe tijd. En dan, wordt hij vermoord: gekruisigd. De grote leider: dood. Dan is de balans weg: lijkt dit het eind voor de vrienden van Jezus. Ook voor hen was het uithouden . Dromen kapotgeslagen en alle hoop vervlogen. De tijd tussen Goede Vrijdag en Paasochtend  kan voelen als jaren.

“De tijd zal ’t leren”
Op het oude huis van mijn oma staat met witte, houten letters de tekst: ‘De tijd zal ’t leren’. Naast huizen met titels als ‘Onder de linden’, “Riekjes droom” en zelfs ‘Nooit thuis’, geeft de tekst die door opa is gefiguurzaagd perspectief. De tijd zal het leren – wacht maar af. Na de nacht wordt het weer dag. Want dan ineens – als je het niet (meer) verwacht – breekt het leven in. Er is hoop en het nieuwe leven wordt realiteit. In het Paasverhaal laat Jezus zien dat in het kapot gaan, nieuw leven dichtbij is. Het !even behouden, door het te verliezen. Samen uithouden van ongemak, afwachten tot de zon weer opkomt. Het einde van iets, kan na verloop van tijd ook gemarkeerd kan worden als een nieuw begin. In het midden van de chaos, als we onrustig wiebelen en zoeken naar houvast – juist daar ontstaat (vaak onbewust) iets nieuws. Op ons kwetsbaarst is de Ene dichtbij om tegen ons te fluister ‘houd vol’. De tijd zal het leren. Misschien is de eeuwige wel te ontmoeten in het ongemak en gaat ze met ons mee – ook als we het zelf niet door hebben. ‘Ga dan als de zalm tegen de stroom in, met alle razernij van je woede. Wanhoop niet, het water zal stenen breken’

Aanmodderen
In een volgend gesprek met de student hadden we het over dat ‘iedereen maar wat doet’. Nuchter en enigszins opgelaten beaamden we allebei dat men eigenlijk vaak zomaar wat ‘aanmoddert’. Sindsdien is ‘aanmodderen’ een terugkerend thema in mijn leven. Aanmodderen, geen schoon werkje. Met de voeten in de klei, betrokken zijn op het leven, er middenin staan – ook al is dit zwaar en zitten je voeten soms vast in de drab . Aanmodderen is niet per se een succesverhaal, het is doorstappen, elke dag weer uit bed komen met een kleine, stille hoop op verbetering. En toch hoort het aanmodderen erbij en is het nodig om verder te gaan. Dan ontvang je de kracht om door te gaan. En soms, soms kom je elkaar tegen in de modder. Dan komt er iemand naast je staan die zegt. “Vies he, die modder,” glimlacht, een por geeft en zijn/haar hulp aanbiedt: ‘zullen we een stukje samen aanmodderen?”. Dan zie ik een God die mens wordt: Jezus die steeds weer bij ons in de modder komt staan en een stukje meeloopt. Die weet hoe het is om vast te zitten in de modder van het leven. Jezus die ons zijn hand toereikt als we langzaam verder zakken: ‘Nog een paar stappen, hou vol.’ Het samen uithouden van ongemak is louterend. Een paar weken geleden stuurde de student mij een plaatje met daarop het gedicht ‘Blarenseizoen’ van Marieke Lucas Rijneveld. Hij schreef erbij in een bericht ‘Zoals in dit gedicht beschreven, zo voel ik me de laatste tijd. Maar, ik mag steeds meer aanmodderen van mezelf en het is soms best gezellig in de modder!” Waarop ik terugstuurde: ‘Goed bezig, en weet je: een seizoen gaat ook weer voorbij: na de winter wordt het lente. Zet ‘em op man!

het Blarenseizoen
Jezelf weer tot kalmte manen, je een aardgewas
denken, zo stil kunnen liggen en niet steeds

jezelf omwoelen, al dat wortelschieten
de paniekschommelingen, al dat rooien

terwijl je nog niet uitgegroeid bent, terwijl je steeds
de hoop dat morgen alles beter wordt als

chocoladevlokken op je brood strooit en denkt:
vandaag geen blarenpleisters nodig, vandaag loop je

je voeten niet stuk, ren je niet te hard om de ander,
om de wereld bij te houden, nee, je houdt je sloom,

je lummelt maar wat door dit godvergeten seizoen heen,
hoogstens span je je in om er toch wat moois van te maken,

om een perenijsje, een fles wijn of een leuke jongen
soldaat te maken, en verder niets, helemaal niets

(Tekst gedicht gevonden op: https://www.lezenswaard.be/view/10041/rijneveld-marieke-lucas)